Web Stats
Visstekken
Vis-technieken
Trailerhellingen
Visgidsen
visserijnieuws
Vangstberichten
Buienradar
Sportvisserij Ned
P.O.S
HSV Almere
Waterhoogte-stroming
Golfhoogte kust gebied
Totalfishing
Metersnoeken
Visserijnieuws
Jachthaven/helling
Camping waterhout
Karper online
Gastenboek
Home
HSV Lelystad
HSV Zeewolde
HSV Emmeloord
SNB (Snoek(
VVV Almere
Aalscholvers
Haddock watersport
SEA TEMPERATURE
Visclub beheer
Tools HSV beheer
Info vissoorten.
E.U. Visserijbeleid
Roofvisstekken in Almere en de FlevoPolder Regelmatig krijg ik vragen over waar men het beste de roofvissen kan vinden. Om roofvissers enigszins op weg te helpen, zal ik aangeven wat potentieel goede roofvisstekken kunnen zijn die overal in onze provincie Flevoland te vinden zijn. Steeds meer kanalen worden de laatste jaren voorzien van zogenaamde natuurvriendelijke oevers, die langzaam aflopen naar het water. Een dergelijke oever bestaat vaak uit basaltblokken die op matten zijn gestort. De structuur van matten en de stenen loopt ook onder water nog een stukje door en zorgt voor een interessant landschap. Hoewel het risico op vastraken en daarmee het verspelen van het kunstaas altijd aanwezig is, zijn dit wel de stekken waar de snoekbaars vaak te vinden is.Ik vis dit soort stekken dan ook of met doodaas die ik langs de randen laat drijven. De vlakkere stukken zijn, als je ze weet te vinden, het best. De roofvis jaagt er op de kleine visjes die tussen de stenen hun voedsel zoeken. In de ochtenduren gebeurt dat vaak boven het ondiepe gedeelte, dat soms nog geen meter diep is. Gedurende het vorderen van de dag zakt de vis meer af naar de rand van het talud, dat meestal begint onder aan de steenstort. Dit is de plek waar de bodem schuin afloopt naar het diepe gedeelte van een kanaal of vaart. Soms is dat slechts een meter lang, maar op grote kanalen kan het verschil wel enige meters bedragen. Een talud loopt maar zelden in een rechte lijn naar beneden. Zeker als het water dieper is en het talud wat langer, kan er een soort trapvorm in worden ontdekt. Een metertje onder het begin ligt vaak het eerste plateautje, terwijl het tweede wat vlakkere stuk meestal ongeveer halverwege ligt. De roofvis verzamelt zich vaak op die plateautjes, hoe klein die soms ook zijn. Als het water wat helderder is en de zon schijnt, liggen ze bovendien vaak net boven het voet van het talud, waar het vaak ook enigszins afvlakt. Rietkragen Op andere plaatsen hebben kanalen lange ondoordringbare rietkragen langs de oevers staan. Vanaf de kant zijn deze dan ook vaak moeilijk te bevissen, maar je kunt er vanuit een boot juist vaak heel goed snoekbaars vangen. Niet, zoals de meeste roofvis vissers schijnen te denken, in het diepe gedeelte, maar vlak tegen de kant op het ondiepe water. Zeker in de zomermaanden liggen de roofvissen graag vlak tegen de rietkraag. Daar ligt in veel gevallen een klein richeltje. Dit komt doordat de dikke luchtwortels van het riet tot daar doorlopen. De lange rietstengels zorgen voor de nodige schaduw en zeker in de zomer is dat iets waar de roofvissen naar zoeken. Vanuit de rietstengels vallen bovendien vliegjes en andere kleine beestjes in het water. Die dienen weer als voedsel voor de vele kleine vissen die er rondzwemmen. Deze vormen op hun beurt weer een relatief eenvoudige prooi voor de roofvis. Er valt dan ook met regelmaat een knappe vis te vangen. Bij veel wind heb je bovendien het voordeel dat je hier lekker beschut kunt vissen.
Damwand Toch zijn er ook nog heel veel kanalen, die nog voorzien zijn van houten of metalen walbeschoeiing. Deze werden in het verleden geplaatst om afslag van de oevers door scheepvaart tegen te gaan. Vaak zijn deze oevers wel goed begaanbaar en ook uitstekend vanaf de kant bevisbaar. Ze zien er echter, zeker als er aan beide oevers een wand is geplaatst, boven water nogal onaantrekkelijk uit. Ze geven een kanaal het uiterlijk van een grote bak en de golven van scheepvaart blijven lang doorklotsen. Onder water is het voor vissen echter niet oninteressant. De bodem is vlak tegen de beschoeiing meestal meteen vrij diep en stevig. Dat komt omdat de planken van de beschoeiing of de damwandplaten vaak een stukje voor de oorspronkelijke oever zijn geplaatst. Erachter ontstond een gat dat later door een kraan vaak met grond van de kanaalbodem werd opgevuld. Er ontstaat zo een wat dieper geultje. Ook al is het soms maar nauwelijks te zien. Toch is juist dat genoeg om de nodige roofvis aan te trekken. Op de beschoeiing zelf leven algen en slakjes die als voedsel dienen voor kleine vis en daardoor weer nodige roofvis aantrekken. Niet alleen vlak tegen de kant, maar ook een tweetal meters uit de kant ligt niet zelden een richeltje. Een dergelijk richeltje is voor roofvis uitermate interessant. Vissen die naar de beschoeiing willen moeten er overheen en ook weer terug. Dat biedt natuurlijk een dubbele kans.
Struiken, bomen en bruggen Langs bijna ieder vaart of kanaal met welke oeverbekleding dan ook zijn wel plaatsen te vinden waar een struiken, bomen op de oever staat. Takken hangen vaak naar beneden tot net boven het water en soms zijn er zelfs bomen voor een deel in het water gezakt, waarbij een flink deel van de takken onder water is verdwenen. Naast een uitermate geschikte schuilplaats voor kleine vissen leveren ze ook vaak het nodige voedsel op. Op zonnige dagen bieden deze plekken vaak de nodige schaduw, terwijl er met veel wind vaak weer de nodige luwte te vinden is. Hoewel de kans om vast te raken in een van de takken niet ondenkbaar is, zijn het stekken die eigenlijk nooit vergeten zouden moeten worden. Slepend met doodaas kan er vlak langs de takken worden gevoerd en ook verticalend kan er bij niet al teveel wind wel vlak langs gevist worden. Houd er wel rekening mee dat de takken ook onder water soms nog een stukje doorlopen. Als gevist wordt met een dood visje is het zaak om een takeltje te gebruiken, zodat er vlot kan worden aangeslagen als de vis de neiging heeft om onder de struiken te duiken roofvis heeft daartoe overigens maar zelden de neiging. Meestal zoeken ze met het opgepikte aas het diepere water op.
Zijkanalen In principe kan gesteld worden dat alle afwijkingen in het vaak monotone karakter van een kanaal interessant zijn. Een voorbeeld hiervan vormen de zijkanalen en slootjes die er op uitkomen. Met name de zogenaamde ‘koppen’ van de zijkanalen zijn vaak topstekken, omdat er meestal een talud loopt. Omdat het hoofdkanaal vaak een stukje dieper is dan de zijkanalen loopt er meestal ook een glooiing een stukje het zijkanaal in. Soms ontstaat er echter ook wel een flauw talud dat een stuk het hoofdkanaal inloopt. Je mag er van uitgaan dat het hier dan om een zeer stevige bodem gaat, die moeilijk wegspoelt. Met name de kant waar de stroom altijd vandaan komt heeft een mooi talud waar veel vissen liggen. Op plekken waar een gemaal het overtollige polderwater loost en dat zijn er vele, ligt meestal een geultje. De bodem is er door de vele stroming keihard en het water is er regelmatig in beweging. Juist als het gemaal draait is er de nodige visactiviteit te bespeuren. Kleine visjes raken in de vaak felle stroming gedesoriënteerd en vormen een gemakkelijke prooi. De roofvissen jagen dan vaak langs de randen van de stroming. Op momenten dat er geen stroming staat, liggen de vissen vaak tegen het talud van de uitgesleten geul. Bruggen vormen in een kanaal altijd een welkome afwisseling. Ze dienen dan ook nooit te worden overgeslagen tijdens het vissen. Sterker nog, ze dienen met extra aandacht en intensiteit te worden bevist. De bodem is er vaak hard en het is er meestal net wat dieper dan elders. Bovendien staan er vaak allerlei obstakels in het water waarachter roofvis zich kan verschuilen. In de zomer geeft met name een brug ook nog de nodige schaduw op het water en de roofvis houdt zich hier graag op. Heel vaak vang je de vis op de scheiding tussen schaduw en zonlicht. Hoewel de ene brug duidelijk betere resultaten oplevert dan de andere, is er vrijwel altijd wel wat te beleven.
Havens In wateren waar veel scheepvaart plaatsvindt zijn altijd ook de nodige aanlegplaatsen en havens te vinden. Voor zover je er nog mag komen, zijn ze allemaal interessant voor diegenen die het op roofvis hebben gemunt. Het water is overal tot aan de oever diep en door de vele grote schepen die er varen, is het water in alle lagen in beweging. Op plekken waar schepen aanleggen om te laden en te lossen, staan vaak grote palen in het water geplaatst,of zijn er voorzieningen op de oever gemaakt. Ze zijn duidelijk herkenbaar. De bodem is er hard en het is er net wat dieper dan elders. Dat komt omdat volgeladen schepen als ze wegvaren nogal wat water verplaatsen. Zeker als er voedingsmiddelen als bijvoorbeeld granen worden overgeladen, valt er met regelmaat wat in het water. Witvis is dan altijd in de buurt en waar witvis zich ophoudt is roofvis vaak niet ver weg. Rondom palenrijen vinden met baars en snoekbaars het nodige voedsel. Op de koppen van zijhavens is vaak een talud wat ook weer vis aantrekt. Wel is het zaak altijd om je heen te blijven kijken, want een groot vrachtschip kan niet snel manoeuvreren.
Zwerfvuil Zoals er overal een begin is, is er ook een einde. Soms is dit het einde van een kanaal, maar veel vaker het eind van een niet al te diepe zijhaven of vluchthaven. Dergelijk hoeken onderscheiden zich doordat er altijd wel wat drijfvuil ligt. Dit bestaat vaak uit plantenresten, maar ook uit hout, plastic en ander drijvend spul. Hier hoopt zich tussen het drijfvuil ook voedsel op en doordat er weinig stroming is dwarrelt het op dergelijke plekken naar beneden. Onder het drijfvuil liggen snoeken te wachten op een gemakkelijke prooi, terwijl tegen de bodem snoekbaars jaagt. Door vanaf de kant met een plug of doodaas de randen van het zwerfvuil af te vissen of met een shadje of twister al huppelend over de bodem, kan ook hier goed snoekbaars worden gevangen. Snoeken vangen is niet het meest moeilijke dat er is. Het lokaliseren van actieve vis kan soms echter een flinke opgave zijn, zeker als groot water als visgebied wordt uitgekozen. Voor veel snoekvissers is snoeken op groot water dan ook hetzelfde als het vinden van een speld in een hooiberg. Wie echter tijd wil steken in het vergaren van de nodige kennis van het water, het diepteverloop en aanverwante zaken, kan het zichzelf een stuk gemakkelijker maken door een dag met een ervaren roofvisgids mee te gaan ,die de wateren op zijn duimpje kent Veel succes